Spring naar content


Bibliografie

'Lente/Herfst' (Bakker 's-Gravenhage, 1955) 'Gedichten' (De Bezige Bij, 1965) 'Keefman' (De Bezige Bij, 1972) 'Lunchpauzegedichten' (De Bezige Bij, 1974) 'Ik had een strohoed en een wandelstok' (De Bezige Bij, 1974) 'Nagelaten gedichten' (postuum) (De Bezige Bij, 1975) 'Twee verhalen van Jan Arends' () 'Twee nagelaten verhalen van Jan Arends' (Stichting 'De Roos', 1982) 'Verzameld werk' (De Bezige Bij, 1984)


Links


42. Jan Arends

1925-1974

Jan Arends (’s Gravenhage, 1925 – Amsterdam 1974) was een Nederlands schrijver, dichter en literair vertaler. Arends werd in 1972 op slag beroemd door de verhalenbundel ‘Keefman’, een onbarmhartige beschrijving van het leven van een man die voortdurend botst met de buitenwereld en behandelende psychiaters. In zekere zin was dit een beschrijving van zijn eigen leven; hij bracht zeker zeven jaar door in klinieken om zich te laten behandelen voor zijn alcoholverslaving en voor zijn onrustige geest.

Die onrustige geest openbaarde zich vaak in querulantengedrag (het frequenteren van politie, buren, leidinggevenden of directies van zorgcentra). Arends voelde zich door collega-schrijvers niet serieus genomen en liet dat op hoge toon merken. Ooit liet hij zich ontvallen dat hij eigenlijk recht had op de Nobelprijs. Zijn opstelling maakte hem tot een markante figuur in de literaire wereld. Dit imago werd nog eens versterkt door de openhartige wijze waarop hij verslag deed van zijn belevenissen als huisknecht voor welgestelde dames (door Arends als ‘wijven’ aangeduid). Hij putte er seksuele voldoening uit om door deze ‘wijven’ te worden gecommandeerd. Wanneer zijn werkgeefster na verloop van tijd medelijden voor Arends ging opvatten, nam hij ontslag. Arends bracht geruime tijd door in instellingen voor psychische zorg. Zijn verblijf in de Willem Arntz-stichting verklaart zijn plek in de Utrechtse canon.

Arends debuteerde in 1955 in het blad Maatstaf met het verhaal ‘Lente/Herfst’, tien jaar later gevolgd door de bundel ‘Gedichten’, samengesteld voor Remco Campert. In 1974 verscheen zijn verhalenbundel ‘Ik had een strohoed en een wandelstok’. Op de dag dat zijn nieuwe bundel ‘Lunchpauzegedichten’ verscheen, maakte hij een dodelijke sprong uit het aan de binnentuin gelegen raam van zijn Amsterdamse flat op de vijfde etage aan het Roelof Hartplein. Hij schreef al eerder de zin “te pletter vallen is een goede dood.”

Voor zijn kleine oeuvre zou hij in 1973 de Multatuli-prijs krijgen, maar daar werd van afgezien door zijn plotselinge overlijden. De prijs werd dat jaar niet uitgereikt. Daarvoor in de plaats werd in 1976 eenmalig de Jan Arends-prijs uitgereikt aan Jacques Commandeur voor zijn voordracht van Keefman.

 

 

De voetstappen die ik achterlaat uit Lunchpauzegedichten (1974)

De
voetstappen
die ik achterlaat
zijn bezit
van de grond.

Mijn leven
is van het
verleden.

Mijn woord
is in de monden
van anderen.

Ik
ben niet.

Ik was.

Zo
is het
met alle dingen.