Spring naar content

©Studio Kastermans/Danielle van Coevorden

Wie, hoe, wat, waarom … Lex Jansen en Uitgeverij Magonia

15 februari 2022

Lex Jansen begon zijn loopbaan als docent, werkte als uitgever moderne vreemde talen bij de educatieve uitgeverij Thieme en was vervolgens gedurende bijna dertien jaar uitgever bij De Arbeiderspers. Nu combineert hij de kennis die hij in beide velden opdeed als schrijfdocent en is hij eigenaar van uitgeverij Magonia, gevestigd in Utrecht. We gingen langs bij Magonia en spraken Lex Jansen over hoe hij zijn weg vond in de literaire wereld en vroegen hem hoe hij denkt over Utrecht als literatuurstad.

Wat doe je in de letteren in Utrecht?

Ik ben in Utrecht opgegroeid en ik voel me er thuis. Maar ik ga ook graag weg. Ik woonde achttien jaar in Amsterdam en ben regelmatig in Frankrijk. Toevallig woonde ik 42 jaar geleden, toen ik mijn partner Arthur Japin leerde kennen, hier tegenover boven het theater (Uitgeverij Magonia bevindt zich tegenover het Schiller Theater aan de Minrebroederstraat, red.).

Nadat ik bijna dertien jaar uitgever was bij De Arbeiderspers heb ik mijn eigen uitgeverij opgericht, in Utrecht: Magonia. Inmiddels telt het fonds zo’n 33 titels. Daarnaast begeleid ik mensen met schrijven. Voor de meeste cursisten is schrijven geen onbekend terrein. Ze schrijven bijvoorbeeld beroepsmatig als advocaat, socioloog of onderwijskundige, maar ze willen graag een ander genre beoefenen. Ik begeleid bij proza en poëzie. Voor corona gaf ik ook cursussen aan groepen. Het grote voordeel van individuele begeleiding is dat je veel meer de diepte in kunt gaan.

Hoe was het om de overstap te maken van een educatieve uitgeverij naar een literaire?

In de tijd dat Thieme mij vroeg uitgever te worden vonden er in Nederland allerlei onderwijsvernieuwingen plaats. Als onderdeel van mijn baan als vakdidacticus ging ik het land in om docenten te helpen die in de praktijk te brengen. Zo kende ik veel mensen in het onderwijsveld. Uitgeverij Thieme zocht iemand die kon helpen het fonds te vernieuwen. Ik was er betrokken bij het ontwikkelen van nieuwe onderwijsmethodes, zoals Franconville en Libre service. Nadat we de eerste edities hadden gemaakt werd het werk een stuk minder interessant omdat het vanaf dat moment vooral draaide om herzieningen van succesvolle titels. Bij ons thuis was er inmiddels het een en ander veranderd. Arthur had zijn eerste boek uitgegeven, De Magonische verhalen (De Arbeiderspers, 1996). We hadden vrienden die schreven en vertaalden en mijn interesse verschoof steeds meer naar de literaire wereld. Maar hem betreden leek me tamelijk onmogelijk.

Vrij plotseling vertrok de toenmalige uitgever van De Arbeiderspers. Er moest een vervanger komen. Omdat de vacature alsmaar niet ingevuld werd raapte ik genoeg moed bijeen om te solliciteren. Ik merkte toen dat geluk een enorme rol kan spelen in hoe je carrière verloopt. Na een aantal positieve gesprekken met leden van de redactie moest ik langskomen bij de topman van WPG, Pieter de Jong. We zaten aan de Herengracht in Amsterdam in zo’n mooie kamer en ik zag aan zijn ogen dat hij me een lastige vraag zou stellen. ‘Stel je zou Eça de Queiroz opnieuw uitgeven, hoe zou je dat dan aanpakken?’ Heel toevallig is een vriend van mij, Adri Boon, vertaler Portugees-Nederlands. Hij had verschillende titels van De Queiroz vertaald. Uit interesse voor Adri’s werk had ik alles gelezen. Daarom kon ik Pieter haarfijn uitleggen dat ik helemaal geen ruimte in de markt zag, terwijl hij er waarschijnlijk vanuit ging dat ik nog nooit iets van Eça de Queiroz had gelezen. Ik werd aangenomen.

Hoe kwam het dat je op dat moment klaar was om verantwoordelijk te zijn voor een literair fonds?

Ik heb altijd veel boeken gelezen. In mijn hoofd bestonden uitgeverijen eigenlijk helemaal niet, ik las boeken. Tijdens mijn studie Frans las ik ook veel Franstalige literatuur. Voordat ik begon bij de Arbeiderspers heb ik het fonds grondig bestudeerd, maar ik had natuurlijk ook hele goede redacteuren die hielpen het fonds te vormen. We hebben bijvoorbeeld De welwillenden van Jonathan Littell uitgegeven. Een afschuwelijk boek, maar heel erg goed. Toen hielp het enorm dat ik met de auteur in het Frans kon communiceren. Hij is bij ons gekomen terwijl De Bezige Bij een veel hoger voorschot had geboden.

Waarom heb je Magonia, afgeleid van de titel van het eerste boek van Arthur Japin, gekozen als naam voor je uitgeverij?

Magonia is een land boven de wolken, met steden en havens. Soms zie je het anker van een schip wel onder de wolken vandaan komen. Een land boven de wolken staat voor mij voor een plek waar je creativiteit alle kanten op kan en je fantasie vrij baan krijgt.

Hoe was het om na een periode aan het hoofd van een grote uitgeverij een eigen bedrijf op te zetten?

Ik vond het eerst heel eenzaam. Er kwamen wel auteurs langs en ik werkte regelmatig met mensen samen, zoals een bureauredacteur of een vormgever, maar zij hebben ook hun eigen werkplek. Opeens sta ja alleen bij het koffiezetapparaat. Op een geven moment vind je echter je eigen routine wel weer.

Waarom ben je een eigen uitgeverij begonnen?

Ik ben in mijn carrière steeds na een jaar of zeven iets anders gaan doen. Het ging bij de Arbeiderspers heel lang heel goed. Maar toen kwam de financiële crisis en was er bij WPG, het Mediabedrijf waar De Arbeiderspers toen onder viel, de ene reorganisatie na de andere. Daar raakte ik behoorlijk murw van. Ik wilde al heel lang voor mezelf beginnen en dacht als ik nu start met Magonia kan ik er echt nog iets van maken. Dat is inmiddels acht jaar geleden.

Wat karakteriseert Magonia als uitgeverij?

Ik doe alleen Nederlandse titels, geen vertalingen. En ik probeer alleen boeken uit te geven waar ik zelf weg van ben, meestal literaire titels. Als je een eigen uitgeverij hebt kun je titels uitbrengen waar een marketingafdeling nooit akkoord voor zou geven. Ik heb recent De boom (Magonia, 2021) van Govert Derix uitgegeven, een ongelofelijk boek. Het bestaat uit zeven delen. Boek vier bestaat uit één lang gedicht en boek zeven is een lange tekst, geschreven in jambische pentameters. Je zou het voor een Poëzieprijs kunnen insturen. Maar het is waanzinnig, ik vind het profetisch. Na tien dagen was de eerste druk al uitverkocht. Toen kon ik helaas niet herdrukken doordat de papiercrisis nu enorm groot is (De boom is inmiddels weer leverbaar, red.).

Hoe begeleid je mensen bij het schrijven?

Schrijvers hebben vertrouwen nodig in wat ze doen. Dat geldt ook voor niet professionele auteurs. Iedereen kan zich ontwikkelen. Ik speel zelf piano en ik heb altijd geweten dat ik geen concertpianist zal worden, maar ook dat ik steeds een beetje beter kan worden. Zo is het ook met schrijven. Belangrijk is het je te realiseren dat schrijven iets compleet anders is dan publiceren. Veel schrijvers zijn introvert en vinden het fijn om alleen te zijn. Als hun boek uit is moeten ze opeens optreden en interviews geven. Mijn begeleiding richt zich op het schrijfproces, niet op het publiceren. Je schrijft niet vanwege commerciële motieven, je schrijft omdat je wilt schrijven.

Wat vind je van Utrecht als literaire stad?

In de eerste plaats is literatuur niet gebonden aan een stad. Ik herinner me een auteur bij De Arbeiderspers die zei dat Haarlem de nieuwe literaire stad van Nederland was. Hij woonde toevallig ook in Haarlem. Ik zei hem dat dat nergens op sloeg, literatuur is niet stadsgebonden. Een stad kan natuurlijk wel ruimte scheppen voor allerlei activiteiten om mensen die geïnteresseerd zijn in literatuur of schrijven bij elkaar te brengen. Soms heb ik in Utrecht het gevoel dat alles heel dicht bij elkaar gebeurt maar dat er ook afstand is. Het zou goed zijn als iedereen die actief is in de stad wat meer van elkaar weet. Maar Utrecht is een geweldige literaire stad. Er zijn veel auteurs die hier vandaan komen of hier wonen en er zijn hier meer dan gemiddeld lezers te vinden. Er zijn in Utrecht meer boekhandels dan bij ons in Bordeaux.