Spring naar content

Foto: Annie de Meester (1914)

Bibliografie

De Storm (1912)

Is dat goed Nederlands? (1940)

Het scheepsjournaal van de Ark door Noach (Amsterdam: Van Kampen, 1925)

Onze evendieren (Amsterdam: Uitgeverij Holkema & Warenhof, 1926) Herscheppingen, vrij naar Ovidius (Haarlem: Tjeenk Willink, 1926) De geschiedenis des vaderlands tot den dood van Karel V. (Haarlem: Tjeenk Willink, 1927) De geschiedenis des vaderlands (Haarlem: Tjeenk Willink, 1929) Klusjes en kliekjes naar Schopenhauer (Haarlem: Tjeenk Willink, 1930) Godengesprekken naar Lucianus (Haarlem: Tjeenk Willink, 1932) Het einde van Socrates (Haarlem: Tjeenk Willink, 1934) Odysseus (Haarlem: Tjeenk Willink, 1935) De slimheidskampioen (Amsterdam: Uitgeverij de Spieghel, 1942) Charivari (1913) Nieuwe groene Charivaria. Deel 2 (1915) Ruizerijmen (1922) Don Quichotte (1925)


Links


97. Charivarius Trenité

1870-1946

Charivarius (Utrecht, 1870 – Haarlem, 1946), pseudoniem van Gerard Nolst Trenité, was een Nederlands letterkundige (berijmd proza, toneel), anglist en taalcriticus. Onder zijn eigen naam was hij auteur van een aantal schoolboeken. Hij debuteerde in 1912 met ‘Ruize-rijmen’.

Charivarius was de zoon van een Utrechtse predikant. Na het gymnasium studeerde hij klassieke talen aan de Universiteit van Utrecht. Het studeren verliep echter niet geheel soepel: Charivarius hield zich liever bezig met toneelspelen en het maken van cabaretliedjes dan achter de boeken zitten. Hij stapte over op rechten, na het kandidaatsexamen gevolgd door staatswetenschappen.

In 1894 brak hij deze studie af om in San Francisco huisleraar te worden. Twee jaar later keerde hij via Japan en Nederlands-Indië terug naar Nederland en begon hij opnieuw aan de studie staatswetenschappen, waarin hij in 1901 tot doctor promoveerde.

Van 1900 tot 1918 fungeerde hij als leraar Engels en Staatsinrichting aan het Middelbaar Onderwijs te Haarlem. Uit deze periode dateren een aantal schoolboeken van hem, waaronder ‘Drop your foreign accent. Vocal gymnastics’ (1909). Zijn in latere edities van dit laatste boek opgenomen gedicht ‘The Chaos’, bedoeld als oefenstof voor de uitspraak van Engelse woorden met een voor Nederlanders moeilijk woordbeeld, werd ook buiten Nederland populair. Sinds 1877 schreef Charivarius voor het weekblad ‘De Groene Amsterdammer’. Hij schreef onder het pseudoniem ‘Charivarius’ dat waarschijnlijk ontleend is aan het Franse satirische tijdschrift ‘Le Charivari’ (1832-1937). Daarnaast schreef Trenité boeken over correct taalgebruik.

Trenité had ook belangstelling voor toneel. In 1912 richtte hij samen met de jongensboekenschrijver J.B. Schuil de Haarlemsche Toneel Club op, die door hem geschreven of bewerkte stukken speelde. Hij componeerde er ook wel eens bijpassende muziek bij.

Trenité had een broze gezondheid en moest als leraar vervroegd afhaken. Hij overleed op 76-jarige leeftijd, een jaar na de bevrijding.

The chaos

A poem on English pronunciation

Charivarius, (G.N. Trenite: 1870–1946).
Dearest creature in creation,
Studying English pronunciation,
I will teach you in my verse
Sounds like corpse, corps, horse and worse.
It will keep you, Susy, busy,
Make your head with heat grow dizzy;
Tear in eye your dress you’ll tear.
So shall I! Oh hear my prayer:
Pray console your loving poet,
Make my coat look new, dear, sew it.
Just compare heart, beard and heard,
Dies and diet, Lord and word.
Sword and sward, retain and Britain,
(Mind the latter, how it’s written).
Made has not the sound of bade,
Say–said, pay–paid, laid, but plaid.
Now I surely will not plague you
With such words as vague and ague,
But be careful how you speak:
Say break, steak, but bleak and streak,
Previous, precious; fuschia, via;
Pipe, shipe, recipe and choir;
Cloven, oven; how and low;
Script, receipt; shoe, poem, toe.
Hear me say, devoid of trickery;
Daughter, laughter and Terpsichore;
Typhoid, measles, topsails, aisles;
Exiles, similes, reviles;
Wholly, holly; signal, signing;
Thames, examining, combining;
Scholar, vicar and cigar,
Solar, mica, war, and far.
Desire–desirable, admirable–admire;
Lumber, plumber; bier but brier;
Chatham, brougham; renown but known,
Knowledge; done, but gone and tone,
One, anemone; Balmoral,
Kitchen, lichen; laundry, laurel;
Gertrude, German; wind and mind;
Scene, Melpomene, mankind;
Tortoise, turquoise, chamois-leather.
This phonetic labyrinth
Gives moss, gross; brook, brooch; ninth, plinth.
Billet does not end like ballet;
Bouquet, wallet, mallet, chalet;
Blood and flood are not like food,
Nor is mould like should and would.
Banquet is not nearly parquet,
Which is said to rime with darky.
Viscous, viscount; load and broad;
Toward, to forward, to reward.
And your pronunciation’s O.K.
When you say correctly; croquet;
Rounded, wounded; grieve and sieve;
Friend and fiend, alive and live,
Liberty, library; heave and heaven;
Rachel, ache, moustache; eleven.
We say hallowed, but allowed;
People, leopard; towed, but vowed.
Mark the difference moreover
Between mover, plover, Dover;
Leeches, breeches; wise, precise;
Chalice, but police and lice.
Camel, constable, unstable,
Principle, discipline, label;
Petal, penal and canal;
Wait, surmise, plait, promise; pal.
Suit, suite, ruin; circuit, conduit,
Rime with: “shirk it” and “beyond it”;
But it is not hard to tell
Why it’s pall, mall, but PallMall.
Muscle, muscular; goal and iron;
Timber, climber; bullion and lion;
Worm and storm; chaise, chaos, chair;
Senator, spectator, mayor.
Ivy, privy; famous; clamour,
And enamour rime with “hammer”.
Pussy, hussy and possess,
Desert, but dessert, address.
Golf, wolf; countenants; lieutenants
Hoist, in lieu of flags, left pennants.
River, rival; tomb, bomb, comb;
Doll and roll, and some and home.
Stranger does not rime with anger,
Neither does devour with clangour.
Soul, but foul; and gaunt, but aunt;
Font, front, won’t; want, grand and grant;
Shoes, goes, does. Now first say finger,
And then; singer, ginger, linger.
Real, zeal; mauve, gauze and gauge;
Marriage, foliage, mirage, age.
Query does not rime with very,
Nor does fury sound like bury.
Dost, lost, post; and doth, cloth, loth;
Job, Job; blossom, bosom, oath.
Though the difference seems little
We say actual, but victual;
Seat, sweat; chaste, caste; Leigh, eight, height;
Put, nut; granite but unite.
Reefer does not rime with deafer,
Feoffer does, and zephyr, heifer.
Dull, bull; Geoffrey, George; ate, late;
Hint, pint; senate, but sedate.
Scenic, Arabic, Pacific;
Science, conscience, scientific.
Tour, but our, and succour, four;
Gas, alas and Arkansas!
Sea, idea, guinea, area,
Psalm, Maria, but malaria.
Youth, south, southern; cleanse and clean;
Doctrine, turpentine, marine.
Compare alien with Italian.
Dandelion with battalion,
Sally with ally, Yea, Ye,
Eye, I, ay, aye, whey, key, quay.
Say aver, but ever, fever,
Neither, leisure, skein, receiver.
Never guess–it is not safe;
We say calves, valves; half, but Ralf.
Heron, granary, canary;
Crevice and device and eyrie;
Face, preface, but efface,
Phlegm, phlegmatic; ass, glass, bass;
Large, but target, gin, give, verging;
Ought, out, joust and scour, but scourging;
Ear, but earn; and wear and tear
Do not rime with “here” but “ere”.
Seven is right, but so is even;
Hyphen, roughen, nephew, Stephen;
Monkey, donkey; clerk and jerk;
Asp, grasp, wasp; and cork and work.
Pronunciation–think of psyche–
Is a paling, stout and spikey;
Won’t it make you lose your wits,
writing groats and saying “groats”?
It’s a dark abyss or tunnel,
Strewn with stones, like rowlock, gunwale,
Islington and Isle of Wight,
Housewife, verdict and indict.
Don’t you think so, reader, rather
Saying lather, bather, father?
Finally: which rimes with “enough”,
Though, through, plough, cough, hough or tough?
Hiccough has the sound of “cup”,
My advice is … give it up!

Fragment uit ‘I. Pleonasmen’ uit ‘Is dat Goed Nederlands?’ (1940)

Een pleonasme is een uitdrukking die een of meer overbodige woorden bevat. Een begrip wordt dubbel uitgedrukt, maar doordat de woorden verschillen, merken de slordige schrijver en lezer het niet. Bijvoorbeeld nutteloze verspilling. Verspilling is nutteloze uitgaaf, dus nutteloze verspilling is nutteloze nutteloze uitgaaf.

Het is de meest voorkomende fout. De krant zou aanmerkelijk kortere en frissere lectuur opleveren als al de overtollige woorden geweerd werden; zij zijn op bijna iedere bladzijde te vinden. De schrijver van pleonasmen gelijkt den dronkaard: beiden beogen versterking en verlevendiging en bereiken integendeel verslapping en versuffing. Het pleonasme maakt de stijl overladen en dwaas, als twee klokken in een kamer. Men leest er gewoonlijk over heen: men is aan de bedwelming gewend.

Ik heb dit onderwerp zeer uitvoerig behandeld, niet om den lezer bijzondere afschuw in te boezemen, want die krijgt hij wel door minder voorbeelden, noch om hem te vermaken, want dat doel is aan mijn boekje vreemd, maar omdat de studie dezer fout zeer bevorderlijk kan zijn tot het verkrijgen van goede stijl in het algemeen. Immers de oorzaak van alle kwaad op dit gebied is het zorgeloos hanteren van het materiaal, de woorden; de slordige schrijver geeft zich geen rekenschap van hun juiste betekenis. Nu leert men in de strijd tegen het pleonasme elk woord terdege te beschouwen en te ontleden voordat men tot het toevoegen van een bepaling, een uitlegging besluit; blijkt het woord de bepaling in zichzelf te bevatten, dan onthoudt men zich van herhaling met een ander woord.
Invoer uit het buitenland. Komen de goederen van de verste streken binnen het rijk gelegen, ook van de overzeese gewesten, dan worden zij niet ingevoerd, maar aangevoerd. Invoer is aanvoer uit het buitenland. Derhalve is invoer uit het buitenland een pleonasme.