Spring naar content


Bibliografie

Weerhanen en zweepslagen (Amsterdam: Uitgeverij Van Gennip, 1998)

De kruidenier van Kharzavil (Amsterdam: Uitgeverij Van Gennip, 1991)

Tussen twee deuren (Amsterdam: Uitgeverij Van Gennip, 1999)

Reis naar Tadzjikistan (Amsterdam: Uitgeverij Van Gennip, 1994) Wees mooi (Quist, 2011)


Links


93. Nasim Khaksar

1944

Nasim Khaksar (Abadan, 1944) is een van oorsprong Iraanse auteur die sinds 1983 in Nederland woont. Hij schrijft proza en poëzie in het Farsi. Twee verhalenbundels, een roman en een reisverslag verschenen ook in Nederlandse vertaling. Khaksar is zeer actief in de beweging van Iraanse schrijvers in ballingschap.

Khaksar volgde een lerarenopleiding in Hamadan en Isfahan en werkte vervolgens als onderwijzer in enkele dorpen in het zuiden van Iran. Ook begon hij aan zijn literaire carrière. In 1967 werd hij vanwege zijn politieke en literaire activiteiten twee jaar gevangen gezet. Na zijn vrijlating schreef hij verder onder het pseudoniem Behrouz Azar en werd in Iran beroemd met zijn kinderverhalen.

Khaksar werd echter opnieuw gevangen gezet, dit keer voor drie jaar. Na zijn vrijlating werd hij al snel weer gearresteerd en tot 1979 gevangen gehouden door de Shah. In 1983 werden intellectuelen steeds meer onderdrukt en werden veel van Khaksars vrienden vermoord of gearresteerd. Hij besloot toen naar Nederland te vluchten.

Bij de Universiteit Utrecht is hij verbonden aan de opleiding Arabische, Nieuw-Perzische en Turkse talen en culturen. Een aantal van zijn boeken zijn vertaald in het Nederlands en enkele van zijn verhalen zijn gepubliceerd in Engelse en Duitstalige tijdschriften. Khaksar heeft tevens de wereldprijs van Human Right’s Watch voor “free expression” gewonnen.

 

 

Fragment uit ‘Tussen twee deuren’ (1999)

“Het was niet mijn idee om er te gaan werken, maar toen ze me die baan aanboden, besloot ik hem meteen te accepteren. Het werk was gemakkelijk. Ik moest in een gang staan, tussen twee deuren die elk toegang gaven tot een zaal. Ik had een walkie-talkie bij me en moest opletten dat niemand iets zou stelen of dat er iets anders onregelmatigs zou gebeuren. Het was in een oud museum, dat bezocht werd door wonderlijk uitziende toeristen overal vandaan. In het begin was het totaal niet vermoeiend om tussen die twee deuren te staan en op en neer te lopen in de nauwe gang die verlicht werd door een tl-lamp, en de mensen die bewonderend naar de tentoongestelde spullen keken, vormden een leuke afleiding. Na een jaar kreeg ik toch het gevoel dat dit werk niets voor mij was. Maar ik zag geen mogelijkheid om ervan af te komen. Mijn baas was tevreden, dus op dat punt had ik geen argument, en de Sociale Dienst, die werklozen helpt in hun onderhoud te voorzien, geeft je geen geld als je ontslag neemt terwijl je nog geen andere baan hebt gevonden. Ik besloot mijn werk voor de verandering vanuit een rolstoel te gaan verrichten.”