Spring naar content


Bibliografie

De processie (1938)

Neel (1939)

Fragmenten, De Schoone Zakdoek (1943)

Plaquette. Zes gedichten (1944) Communisme en intellect. I. De autonomie der cultuur. II. Gide's falen (1945) Heet van de naald (1947) Muggen en zwanen. Gedichten (1955) Essays in zakformaat (1982) Damesportret van Rossetti (1983) De knobbelzwaan. Nagelaten gedichten (1985) Aan zee (1983) De berg heeft een mier gebaard. Aforismen (1984) Droomrit (1984) Prima ballerina (1985) Gevonden gedichten (1985) Pleidooi voor Bilderdrijk (1986) Dagboek (1990) Verzen uit V.V. (1990) Het moeizaam ondergaan (1993)


Links


89. Max de Jong

1917-1951

Max de Jong (Wageningen, 1917 – Amsterdam, 1951) was een dichter en essayist. Hij debuteerde in 1938 met de dichtbundel ‘De processie’.

De Jong studeerde Nederlandse taal- en letterkunde in Utrecht. Tot zijn vrienden en kennissen behoorden Theo van Baaren, Gertrude Pape, Ad den Besten, Louis Lehmann en Leo Vroman. In 1938 debuteerde hij als dichter in Groot Nederland. Tevens was hijbetrokken bij het surrealistische tijdschrift ‘De Schone Zakdoek’. In 1944 verscheen zijn bundel ‘Plaquette’ illegaal. Zijn bundel ‘Heet van de naald’ (1947) bereikte in de jaren vijftig en zestig een ongekende cultstatus, terwijl De Jong zichzelf als dichter een mislukking vond.

De Jong kwam in 1951 te overlijden in Amsterdam. Na zijn overlijden werden zijn nagelaten gedichten gepubliceerd in ‘De knobbelzwaan’ (1985). In 1990 werd zijn ‘Dagboek’ in vier delen uitgegeven. In dit kloeke werk had hij mensen uit zijn directe omgeving scherp gekarakteriseerd.

 

 

Weer is het nacht

Weer is het nacht, verzonken klokken luiden,
een gore wolk hangt om de scherpe maan.
Het kerkhof droomt, waar oleanders staan,
en zerken om de graven aan te duiden.

De spanning stijgt. De wijzerplaten slaan.
De klokken durven niet meer goed te luiden.
Er stroomt een grote luwte door het Zuiden,
het is het uur dat graven open gaan.

De deksels klappen van de stenen kisten.
De doden stappen er ontredderd uit.
Zij hebben mos en huislook op hun schedels.

Iets onnavolgbaar droefs en ook iets edels
spreekt mee uit de afwezigheid van huid.
Hun blikken missen iets, waar wij van wisten.