Spring naar content

Foto: Wikipedia

Bibliografie

Dooier op drift (De Bezige Bij, 2012) Het circus van de geest (Amsterdam: De Bezige Bij, 1983) Hazepeper gevolgd door Napoleon, Sunt pueri pueri... en Varia (Amsterdam: De Bezige Bij, 1985) Mijnheer Donselaer zoekt een vrouw (Amsterdam: De Bezige Bij, 1986) De markiezin (Amsterdam: De Bezige Bij, 1988) Hanegeschrei (Amsterdam: De Bezige Bij, 1988) Kersebloed (Amsterdam: De Bezige Bij, 1990) Rachels rokje (Amsterdam: De Bezige Bij, 1994) Paardejam (Amsterdam: De Bezige Bij, 1996) Zeepijn (Amsterdam: De Bezige Bij, 1999) Bont - Uit de Zoo van Charlotte Mustaers (Amsterdam: De Bezige Bij, 2002) Cheese! (Amsterdam: De Bezige Bij, 2003) Koetsier Herfst! (Amsterdam: De Bezige Bij, 2008) Pedante pendules en andere wekkers (Amsterdam: De Bezige Bij, 2010) Sodom Revisited (Matchboox, 2012)


Links


19. Charlotte Mutsaers

1942

Charlotte Mutsaers (Utrecht, 1942) is schrijfster, dichteres en beeldend kunstenares. In 1983 debuteerde ze met ‘Het circus van de geest’, een emblematabundel.

“Ik ben opgegroeid aan de voet van de Dom in Utrecht. Elk kwartier klonk het carillon, vaak deuntjes uit Valerius’ Nederlandtsche Gedenckclanck. De melodie daarvan speelde ik uit mijn hoofd na met een houten hamertje op een xylofoon,” aldus Charlotte Mutsaers. Ze was de dochter van de kunsthistoricus Barend Mutsaers, die werkzaam was aan de Universiteit Utrecht. Na haar opleiding gymnasium ging ze Nederlands studeren in Amsterdam, waarna ze docente Nederlands aan het Hoger beroepsonderwijs werd. Ze doorliep de avondopleiding tekenen en schilderen aan de Gerrit Rietveld Academie. Na haar eindexamen (schilderen en vrije grafiek) werd ze als docente schilderen aan deze academie benoemd en heeft er meer dan tien jaar les gegeven. Thans brengt ze een groot deel van haar tijd in Ostende door. Ze woont ook in Amsterdam en Frankrijk.

Mutsaers begon rond haar veertigste met schrijven. In 1983 debuteerde ze met ‘Het circus van de geest’, een emblematabundel, gevolgd door verschillende romans.

Ze is de schrijfster van een eigenzinnig en volstrekt origineel oeuvre van zowel romans, gedichten als essays. Naast het schrijven, schilderen en grafiek heeft Mutsaers ook postzegels en ansichtkaarten ontworpen, illustraties voor de Boekenbijlage van ‘Vrij Nederland’ gemaakt en talloze boeken van omslag voorzien.

In 1992 won ze haar eerste prijs, de Jan Greshoffprijs werd haar toegekend voor de essaybundel ‘Kersebloed’ uit 1990. Voor haar oeuvre kreeg ze in 2000 de Constantijn Huygensprijs en de Jacobus van Looyprijs en in 2010 de P.C. Hooftprijs. In 2000 won ze daarnaast de Busken Huetprijs voor de verhalenbundel ‘Zeepijn’. Op de tentoonstelling ‘Paraat met pen en penseel ‘in het Nederlands Letterkundig Museum in Den Haag in 2010 werd Mutsaers’ dubbeltalent belicht. In 2012 werd ze benoemd tot buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Letterkunde.

Ze komt op voor de rechten van het dier, zowel in haar literatuur als in het dagelijks leven. Daarnaast speelt ze trekzak.

Fragment uit de introductie van ‘Koetsier Herfst‘ (2008)

“De dag na mijn vijftigste verjaardag droomde ik dat ik gewurgd werd. Ik wou de wurgende handen losmaken van mijn nek maar dat ging niet, het waren de handen van mijzelf. Toen heb ik gedacht: ik leef verkeerd. Als ik zo doorga, verknal ik gegarandeerd mijn hele toekomst. Nog geen uur later ben ik mijn geluk gaan zoeken in het Vondelpark. En blijkbaar was ik erg gemotiveerd want ik had het in no time gevonden.

Ach, als geluk toch eens iets blijvends was. Maar wacht, laat ik me eerst even voorstellen.

Gegroet lezer. Ik draag geen pacemaker, ik voel overal nattigheid, ik draag altijd pyjama’s in bed, mijn zwarte haar wordt nog nauwelijks grijs, ik zwem in oud geld en ontbeer dus diplomatie en handelsgeest, ik voel me van geen enkel dier de meerdere, ik ben van mening dat Jorma Ollila een van de grootste denkers is van deze tijd, ik heb een vrouw bemind die wegliep met Bin Laden, mijn heftigste angst is bij mijn dood door niemand omringd te zijn, mijn beroep is schrijver en ik heet Maurice Maillot. Aangenaam.

Mijn ouders behoorden tot de eerste prisoners of compassion. Ik hield zielsveel van ze maar heb ze helaas niet anders gekend dan in het gevang. Ze hadden levenslang omdat ze in de zomer van 1953 het Duitse circus Kalthoff hadden opgeblazen. Het ging om een nijlpaard. Zijn naam was Benkali. De circusdirectie wou van hem af omdat hij vanwege zijn vergevorderde leeftijd geen kunstjes meer kon vertonen, en had zijn bassin opgewarmd tot meer dan honderd graden. Zo werd Benkali levend gekookt en kon Kalthoff een forse poet van de verzekering incasseren.

Bij deze aanslag kwamen eenenzestig mensen om. Spijt hebben mijn ouders nooit betuigd. Al hun medeleven is naar het nijlpaard uitgegaan.

Ik was nog maar net geboren. Mijn familie wou toen niets meer van me weten en transporteerde me met wieg en al naar Ruud en Agaath van Zanten-Kolf, een kinderloos patriciërsechtpaar in de Amsterdamse Lomanstraat.
Voor het leven getekend maar wel met een bankrekening.”