Spring naar content


Bibliografie

Willem Wijcherts (1907) Ouwe Bram (1909) Willem Wijcherts, een dappere Alkmaarse jongen (1909) Van een klein meisje en een groote klok (1909) Jaap Holm en z'n vrinden (1910) Zonnige Paschen (1910) Om twee schitteroogjes (1911) Niek van den bovenmeester (1912) Het verhaal van den kurassier (1912) Uit het Winter-Wonderland (1912) Van Hollandsche jongens in den Franschen tijd (1913) Beppie en Joop (1917) Het gat in de heg (1917) Maarten Luther (1917) Grootmoedertje (1917) Zoo'n vreemde jongen (1917) Jet, die de oudste was (1917) De Bijbelsche Geschiedenissen (1918) De wondere plant (1918) Thijs en Thor (1918) Peerke en z'n kameraden (1919) In de zon (1919) Fik (1920) Stille dingen (1921) Van Bob en Bep en Brammetje (1921) Allemaal katjes (1922) Er op of er onder! (1922) Drie vertellingen (1922) Toen - en nu! Deel 1 (1922) Toen - en nu! Deel 2 (1922) Een held! (1922) Van den boozen koster! (1923) Toen - en nu! Deel 3 (1924) Toen - en nu! Jaartallen- en repetitieboekje (1924) Het huisje in de sneeuw (1924) In 't Kraaiennest (1924) Van drie domme zusjes (1925) Wout de scheepsjongen (1925) Bijbelse vertellingen voor onze kleintjes (1926) Gerdientje (1927) Bruun de Beer (1927) De Roode Vlek (1928) Zoo'n griezelig beest! (1928) Het wegje in het koren (1929) Als je goed luistert (1929) Bello (1930) Groote Bertus en kleine Bertus (1930) De gescheurde bijbel (1930) Een leugen (1930) Een muis - in dit huis? (1930) Ergens in de wijde wereld (1931) Vertellingen uit de Bijbel (1931) De wilde jagers (1931) Anneke en de Sik (1932) Hans in het 't Bosch (1932) Rozemarijntje (1933) Prins Willem, Vader des Vaderlands (1933) Rozemarijntje naar school (1934) Liefde en trouw (1934) Het plekje dat niemand wist (1935) De gedroogde appeltjes (1935) Het karretje (1936) Achter de bloempotjes (1936) In de Soete Suikerbol deel 1 (1936) In de Soete Suikerbol deel 2 (1936) In de Soete Suikerbol deel 3 (1936) De grote schat (1937) Om het kind (1937) Het Boek, dat nooit oud wordt (1937) Jantje van de Scholtenhoeve (1937) De machtige meester (1938) Den Vaderlandt Ghetrouwe (1938) Nog beter dan brood (1938) Kareltje (1940) Het kerstfeest van twee domme kindertjes (1941) Aan moeders schoot (1942) In de Soete Suikerbol deel 5 (1943) In de Soete Suikerbol deel 4 (1942) Moeder leest voor (1943) Herinneringen van een schoolmeester (1943) Het vertellen (1944) Rozemarijntje en Rooie Pier (1944) Het zwarte poesje (1945) Klaas (1945) Zeven kerstvertellingen (1946) Het grote voorleesboek (1947) Oom Jannus met de pet (1947) In de Goude Gaper (1947) Die domme Dora (1947) De pruikenmaker en de prins (1947) In de Soete Suikerbol deel 6 (1948) In de Soete Suikerbol deel 7 (1948) Het klompje dat op 't water dreef (1948) De boom groeide (1948) Rozemarijntje en de zwarte jongen (1949) Het nieuwe voorleesboek (1950) Annelies (1951) 'Waarom verdient het goede kinderboek onze diepe belangstelling?' (1952) Het mooie begin deel 1 (1952) Het mooie begin deel 2 (1952) Voetstapjes in de sneeuw (1953) Rozemarijntje en de oude juffrouw (1954) De bengels in het bos (1956) Margrieten (1956) Kleine zwerver (1958) Het gouden voorleesboek (1959) Rozemarijntje - omnibus (1965) Sinterklaas (1967) Voor onze kleinen - omnibus deel 1 (1981) Voor onze kleinen - omnibus deel 2 (1982) Negen vertellingen (1982) Veertien beroemde verhalen (1993) Een vreemde veroveraar (1994) Het kind en zijn boek (1955) Winterverhalen (1997) Zomerverhalen (1997) Het kind en zijn boek (1995)


Links


13. Willem Gerrit van de Hulst

1879-1963

Willem Gerrit van de Hulst (Utrecht, 1879 – Utrecht, 1963) was hoofdonderwijzer en auteur van ruim honderd protestantse kinderboeken. Hij debuteerde in 1907 met het kinderboek ‘Willem Wijcherts’.

W.G. van de Hulst was de oudste zoon in het gezin van Willem Gerrit van de Hulst en Johanna Anthonia de Jager. Zijn vader was een steenhouwer, die al vroeg stierf. Dankzij het hoofd van de Nederlandsch Hervormde Dicadonieschool waar hij op zat, koos de jonge Willem voor een onderwijscarrière. In 1898 werd Van de Hulst benoemd als onderwijzer. Toen hij voor de klas stond ontdekte hij dat zijn leerlingen kon boeien met zijn vertellingen. Hij was een meester in het creëren van sfeer en personages. Van de Hulst vond dat er wel pedagogische boeken, maar geen kinderboeken naar zijn zin verkrijgbaar waren en begon daarom in 1908 met het schrijven van zijn eerste kinderboek. Onder het pseudoniem ‘Jan van de Croese’ schreef hij zijn eerste boek ‘Willem Wijcherts’. Mede dankzij zijn boek ‘Jaap Holm en z’n vrinden’ vestigde hij zijn naam als schrijver met een sterk christelijke inslag.

Met zijn eerste vrouw Johanna Cornelia van Arkel, waarmee hij in 1907 trouwde, kreeg van de Hulst twee dochters. Na haar overlijden in 1913 hertrouwde hij op 10 februari 1916 met Jeannette Maan. Uit dit tweede huwelijk werden vier kinderen geboren. Zijn zoon Willem Gerrit jr. was een van de personen die zijn boeken geïllustreerd heeft.

In 1913 werd Van de Hulst benoemd tot hoofd van de school aan de Jutfaseweg en bleef hier tot zijn pensioen schoolhoofd. Ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag werd hij bevorderd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Zijn oude school aan de Jutfaseweg kreeg toen zijn naam.

In 1963 kwam Van de Hulst, bijna 84 jaar oud, in Utrecht te overlijden. Bernlef: “Laat er geen twijfel over bestaan: W.G. van de Hulst was en is een groot kinderschrijver.”

Fragment uit hoofdstuk 1 van ‘Peerke en z’n kameraden‘ (1919)

Ze gingen stekeltjes vangen.

Joost, die vooraan liep, die het best vechten en het hardst schreeuwen kon, had beweerd: ‘Ik weet een mooi plekje, zeg! Niemand weet het, maar ’t is gevaarlijk.’

‘Gevaarlijk? Waaròm?’….

‘In ’t Ravenwater, zeg, bij de….’

‘Hè!…. Bij de brug zeker? Daar vang je toch niks, daar komen àl de jongens visschen,’ zei Frans.

‘Nee, joggie, niet bij de brug…. Hoor ‘es!’

En toen hadden ze de hoofden dicht bij elkander gestoken en naar Joost geluisterd, alsof ’t een groot geheim gold.

‘Ja, vooruit!’…. Frans had zijn blikken bus, vol water al, waar zoo straks de stekeltjes in zouden rondzwemmen, omhoog gezwaaid, zóó wild, dat Joost een gulp water over zijn pet en in zijn hals kreeg.

‘Schei nou uit!’ mopperde hij…. ‘Blijf anders maar weg!’….

‘Voor jou? Ik weet het mooie plekje nou net zoo goed als jij.’

‘Maar die hond, Joost?’…. vroeg Kareltje ongerust. ‘Ben jij niet bang? Als-’t-ie eens….’

‘Laten we nou gaan!’ zei Dieuwe, wiens hoofd altijd vol mooie verzinsels was…. ‘Wij waren reizigers, zullen we zeggen, hè? En we moesten door een bosch, waar een draak was of een krokodil…. Kom maar!’

En Dieuwe slingerde zijn jam-potje, dat hij aan een eindje touw meedroeg, op zijn rug, alsof dat zijn zware bagage was.

Zóó gingen ze stekeltjes vangen, die vier.